Deze zandstenen galerij met balkon wordt rond1550/60 aangeschaft, waarschijnlijk voor de priesterbroeders van de ridderlijke Duitse Orde, die bij de Westpoort in de Commanderij wonen.
Deze adellijke kloosterlingen komen dagelijks in het koor van de kerk bijeen om hun vaste uren van gebed (getijden) te onderhouden. Om minder hinder te ondervinden van het in- en uitlopen van burgers en pelgrims komt deze prestigieuze scheiding tussen het koor en schip van de kerk goed van pas. Daarmee doet ook de Renaissance haar intrede in de Cunerakerk. De ontwerper van het oksaal wordt in Antwerpse kunstkringen gezocht (Colijn de Nole? ca. 1500 – 1545/58 ). Bij de reformatie zijn alleen de reliëfs in de kleine rechthoeken weggekapt. Het waren waarschijnlijk typisch katholieke voorstellingen die toen niet acceptabel geacht werden.
Al het andere beeldhouwwerk grijpt terug op de antieke Grieks- Romeinse vormentaal en werd klaarblijkelijk niet als storend ervaren.
De hermen (halfbeelden) boven de marmeren zuilen vormen paarsgewijs een geliefd thema in de Renaissance: de drie fasen van het leven. Links de jeugd (met de zondeval?), boven de beide middelste zuilen de volwassenheid (in de kracht van het leven zijn, symbool: leeuwen) en rechts de ouderdom (grijsaard met boek van de wijsheid) en de dood (met zandloper).
De voorstellingen in de zwikken geven deugden weer. We kennen 3 goddelijke (geloof, hoop en liefde) en 4 kardinale deugden. Traditioneel worden deze deugden weergegeven door vrouwenfiguren met een attribuut, bijv. met een zuil: het symbool voor standvastigheid.
Na 1945 worden er 5 oudtestamentische voorstellingen toegevoegd. Deze zijn herkenbaar aan de lichtere kleur.