Interieur kerk
Voor de kerkruimte ligt de torenhal. Boven aan de wanden prijken inscripties met de bouwjaren (1492–1531). Rond het hijsluik vier gewelfschotels: de roos van Tudor (westzijde), het roodwitte kruis van het bisdom Utrecht (noord), de gouden kroon van de Utrechtse bisschop David van Bourgondië (kerkzijde) en het wapen van de stad Rhenen (zuid).
Op het luik twee versregels, die herinneren aan de voltooiing van de restauratie in 1975.
Bij het betreden van de kerkruimte wordt de blik naar het fraaie Renaissance-oksaal getrokken. Ook de warme sfeer, veroorzaakt door het ‘schoon metselwerk’, valt op.
In 1934 stort de pijler naast de preekstoel in en trekt in zijn val de aangrenzende gewelven mee. Geschokt door dit toeval start men een grootscheepse restauratie. Eerst worden alle pijlers opnieuw opgemetseld. Daarbij heeft men ± 30 cm onder de oude kapitelen versieringen toegevoegd in de vorm van brede banden met grove florale motieven.
Verder heeft men – in navolging van de idealen van de Delftse School – het gehele interieur van pleisterwerk ontdaan.
Wie voor het oksaal staat en het zuider transept inkijkt, kan constateren dat de rechtermuur van het transept werd ‘geopend’ bij de uitbouw tot hallenkerk. De oorspronkelijke opzet zal dus een kruiskerk geweest zijn.