Boven de toreningang is in 1904 een neogotisch beeld van Cunera geplaatst. Zij is herkenbaar aan twee attributen: de halsdoek waarmee zij werd gewurgd, en de sleutels die koning Radboud haar - volgens de legende - in bewaring gaf.
Aan de zuidwesthoek van de kerk treft u een uitbouwtje aan: de doopkapel. Kinderen werden vroeger buiten de (gewijde) kerkruimte gedoopt.
Wat verderop komt u bij de zuider ingang, ook wel Rijnportaal genoemd. Boven in deze rijkversierde gotische gevel staat een uil: het symbool van de wijsheid.
Het koor is sober uitgevoerd in baksteen en vormt een schrille tegenstelling met de uitbundige laatgotische ornamentiek van de toren.
In de hoek tussen het koor en het noorder transept ligt de vroegere sacristie, nu in gebruik als consistorie (kerkenraadkamer). Het in de dertiger jaren aangebouwde portaal vertoont in zijn natuurstenen ornamenten een Berlage-achtige stijl. Boven de deurlijst treft u drie eenvoudige figuraties aan: de cyclus van zaaien en oogsten.
Op de hoek bij de toren is aan de buitenzijde een traptoren aangebouwd. Deze loopt door naar beneden tot onder de grond en geeft toegang aan een ruime onderaardse gang. In de Middeleeuwen konden de begijnen uit het Agnietenconvent aan de overzijde van de straat via deze gang ongehinderd de kerk bereiken. De gang is nog gedeeltelijk intact. Het verloop is in het plaveisel aangegeven.
Vergeet niet om de spuwers bij de dakrand te bekijken. Er wordt wel beweerd dat het afschrikwekkende uiterlijk de boze geesten op afstand moest houden. De functie van de waterspuwers aan de kerk is overgenomen door regenpijpen, maar alle 16 spuwers aan de toren zijn nog in bedrijf.